Monovergisting van mest wordt steeds meer toegepast in de agrarische sector. Maar met welke procedures moeten bedrijven rekening houden, wanneer zij het aanschaffen van een monovergister overwegen?
Hiervoor zijn met name de regels van het Activiteitenbesluit, het bestemmingsplan en Wet natuurbescherming van belang.
Milieu
Om te mogen starten met mestvergisting is een milieutoestemming nodig van het bevoegd gezag.In het Activiteitenbesluit (§ 3.5.10) en de Activiteitenregeling (§ 3.5.8) staan algemene regels over het ‘Kleinschalig vergisten van uitsluitend dierlijke meststoffen’.
Het Activiteitenbesluit is van toepassing op het vergisten van dierlijke mest met een verwerkingscapaciteit van ten hoogste 25.000 kubieke meter mest per jaar. De algemene regels gelden uitsluitend voor monovergisting, dus het vergisten van alleen dierlijke mest. Het maakt niet uit of het gaat om eigen mest of mest van derden. Bij mest van derden kan wel sprake zijn het verwerken van afvalstoffen. In dat geval moet een m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd.
Bestemmingsplan
Onderzoek of het vergisten van mest bij recht is toegestaan op grond van het bestemmingsplan, of dat er een omgevingsvergunning voor afwijken nodig is. Het vergisten van mest voor de productie van energie is geen agrarische activiteit. Als het bestemmingsplan zelf geen regels voor afwijking bevat, kan worden teruggevallen op de landelijke regeling voor afwijken, de zogenaamde ‘kruimelgevallenregeling’.
Bouwen
De installatie is een bouwwerk. Voor een bijbehorend bouwwerk niet hoger dan 5 meter en voor een silo ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering geldt een vrijstelling van de (bouw)vergunningplicht. Afhankelijk van het type installatie moet daarom worden bepaald of voor (onderdelen van) de installatie een omgevingsvergunning-bouwen nodig is. Het is vaak mogelijk om een dergelijke installatie bouw-vergunningvrij op te richten.
Natuurbescherming - stikstof
Het project kan leiden tot een toename van stikstofdepositie en dan geldt er een vergunningplicht op grond van de Wet natuurbescherming.
Als de vergisting plaatsvindt in een gesloten installatie zal er uit de installatie geen significante hoeveelheid stikstof vrijkomen. Dat is wel het geval als het biogas op locatie wordt verbrand. Bij verbranding op locatie komt er namelijk stikstof vrij. Wordt er mest van derden aangevoerd, dan zal dat ook leiden tot extra stikstofemissies van verkeer.
Mocht er een relevante hoeveelheid stikstof vrijkomen dan moet middels intern of extern salderen worden voorkomen dat de totale stikstofdepositie toeneemt. Voor intern salderen geldt geen vergunningplicht. Dat betekent dat mestvergisting mogelijk is als kan worden onderbouwd – middels een Voortoets – dat geen toename stikstofdepositie optreedt en dat er dus ook geen (nieuwe) natuurvergunning nodig is. Bij extern salderen geldt wel een vergunningplicht en is aanvraag van nieuwe natuurvergunning noodzakelijk.